|
Wat zie je? |
Wat doe je |
Loopt 't |
De kinderen werken niet na elkaar. |
Geef de wachter een taak, bijvoorbeeld het aangeven van de blokken. |
|
|
Creëer een extra werkplek. |
|
De kinderen lopen met het racket door de zaal. |
Creëer een afgebakend speelgebied. |
|
Een groepje bestaat uit drie leerlingen. |
Creëer een extra werkplek. |
|
|
Leg drie extra blokken neer: twee leerlingen bouwen en één is aangever. |
Lukt 't |
De blokken vallen bij het opzetten om. |
De wachter stapelt de blokken. |
|
|
De wachter geeft de blokken aan. |
|
|
De leerling legt de blokken aan de goede kant naast zich klaar. |
|
Het stilhouden van het racket is lastig. |
Houd het racket met twee handen vast. |
|
De toren is niet in balans. |
Bouw een toren op een tafeltennisbatje. |
Leert 't |
De toren is in balans. |
Houd het racket met de andere hand vast. |
|
|
Bouw een hogere toren. |
|
|
Gebruik een tennis- of badmintonracket met een lange steel. |
|
Het kind corrigeert balansverstoringen gemakkelijk. |
Laat de leerling een parcours lopen met het racket en de gestapelde blokken. |
Leeft 't |
De uitdaging verdwijnt. |
Check met een stopwatch hoe lang de toren blijft staan zonder de handen te gebruiken. |
|
|
Schrijf de beste tijd op een lijst. |
|
|
Organiseer een wedstrijd tegen een andere leerling. Wie kan de toren het langst in evenwicht houden? |
Later |
Maak het moeilijker. |
Laat één of meer ballen op het racket balanceren. |