|
Wat zie je? |
Wat doe je |
Loopt 't |
De ‘loslater’ staat niet veilig op de kast. |
Probeer een lagere kast. |
|
|
Zet de kast aan een kant tegen de muur. |
|
|
Zet er een korfbalpaal naast die de leerling kan vasthouden. |
Lukt 't |
Het vangen van de doekjes lukt niet. |
Laat de doekjes aan een kant van de kast vallen. |
|
|
Gooi de doekjes omhoog (in plaats van loslaten). |
|
|
Laat de doekjes vanuit het wandrek los. |
Leert 't |
Alle doekjes worden gevangen. |
Laat na één of twee tellen de doekjes los. |
|
|
De ‘loslater’ mag variëren en niet alleen loslaten. |
|
|
De ‘loslater’ gaat op de kast zitten of staat op de grond. |
|
|
Maak een knoop in het doekje, dan valt het sneller. |
|
De variaties lukken vaak. |
De ‘loslater’ laat tijdens het lopen doekjes vallen en de vanger probeert ze te vangen. |
Leeft 't |
Introduceer een puntentelling. |
Zes doekjes gevangen is een punt (bijvoorbeeld een wasknijper). |
|
Organiseer een wedstrijd. |
Wie van de twee vangt de meeste doekjes? |
|
Bedenk een leuke truc. |
Vang de doekjes met de ’mindere hand’, op de voet of op het hoofd. |
Later |
Maak het moeilijker. |
Laat de kinderen zelf jongleren met één, twee of drie doekjes. |