|
Wat zie je? |
Wat doe je |
Loopt 't |
Er is te weinig structuur. |
De speler en wachter wisselen na drie trucs. |
Lukt 't |
De mariostok wordt niet gericht gegooid. |
Geef de stok door het gebruik van armen en benen meer vaart (niet door polsactie). |
|
|
Gebruik een zwaardere mariostok. Hoe zwaarder, hoe beter het kind voelt wat het doet. |
|
De mariostok wordt weinig gevangen. |
Gooi minder hoog. |
|
|
Vang de mariostok breed (handen aan het uiteinde van de stok). |
|
|
De leerling focust op het merkje op de stok. |
|
|
Probeer de stok verend te vangen. De leerling buigt door de knieën met de stok mee naar beneden. |
Leert 't |
De drie trucs lukken zonder dat de stok valt. |
Gooi de stok hoger. |
|
|
Gooi de stok hoger en klap in de handen of maak een draai voordat de stok wordt gevangen. |
|
|
Gooi de stok met een hele of dubbele draai en vang de stok daarna op. |
|
De variaties lukken goed. |
Gooi de mariostok naar elkaar over. |
|
|
Vang de mariostok zittend of liggend. |
Leeft 't |
Geef een voorstelling. |
Geef samen een voorstelling. De leerlingen doen alles precies tegelijk. |
Later |
Maak het moeilijker. |
De mariostok opgooien en vangen met twee werp-vangstokjes in de handen. |
|
|
Devilstick heen-en-weer tikken met twee stokjes. |