|
Wat zie je? |
Wat doe je |
Loopt 't |
De roller wordt door de teruggeslagen bal gevaarlijk geraakt. |
Laat de bal schuin aanrollen en wegslaan naar een muur. |
|
De richting van het rollen is onduidelijk. |
Geef een lijn aan waarover de bal gerold moet worden. |
Lukt 't |
De bal wordt vaak gemist of schuin teruggeslagen. |
Eerst de bal stoppen en dan terugslaan. |
|
|
Gebruik grotere ballen. |
|
|
Het kind volgt de bal en herkent daardoor de richting van de bal. Hierdoor is het kind in staat het racket juist te plaatsen. |
|
|
Laat de roller de bal langzamer spelen. |
Leert 't |
De bal wordt steeds goed teruggeslagen. |
Vergroot de afstand naar vier, vijf of zes meter. |
|
|
Laat de bal sneller rollen. |
|
|
Verdeel de poort in twee even grote delen (of een grotere en een kleinere poort). Laat de kinderen experimenteren met variaties: afwisselend door poort A en B rollen en terugspelen, rollen door poort A en terugspelen door poort B, et cetera. |
|
|
Gooi de bal stuiterend aan. |
Leeft 't |
De uitdaging verdwijnt. |
Maak andere groepen. |
|
Bedenk een verhaal. |
Achter de roller loopt een snelweg. De bal komt op de snelweg en er gebeurt een ongeluk. Jullie zijn politiemannen die moeten voorkomen dat er ongelukken gebeuren. |
|
Introduceer een puntentelling. |
Bal raken is één punt, bal door poort is een extra punt, bal door gooier voor zijn streep gestopt is nog een punt extra. Maximaal te behalen punten per serie is 15. |
|
Stel een vraag. |
Kijk naar de bal en voel je waar je racket is? |
Later |
Maak het moeilijker |
Gooi de bal door de lucht en sla terug. |